Als kind ben ik mishandeld. Ik ben psychische mishandeld, verwaarloosd en seksueel misbruikt. Wat ik meemaakte was vreselijk, maar dat de eenzaamheid die daar (blijkbaar) bij hoorde was bijna ondragelijker. De feitelijke dingen die gebeurde waren afschuwelijk en hoewel ik niet begreep waarom mij dit overkwam, begreep ik wel dat dit dingen waren die mij door anderen werden aangedaan.

Wat er vervolgens gebeurde begreep ik niet, namelijk dat niemand aan mij merkte, zag, voelde of hoorde in wat voor vreselijke situatie ik leefde. Natuurlijk, ik deed ook mijn best om mijn geheimen geheim te houden, maar volgens mezelf was het onmogelijk om echt helemaal niets te laten merken. Volgens mij moest het gewoon zo zijn dat de volwassenen en andere kinderen uit mijn omgeving konden zien hoeveel emotionele pijn ik had, hoe bang ik was en vooral hoe ongelukkig.

Maar tot mijn grote verbazing leek niemand iets te merken. Tot mijn verbazing reageerde niemand op de signalen die ik, volgens mij, uitzond. Tot mijn verbazing merkte ik er niets van dat iemand er iets van merkte. Dat kon ik gewoon niet geloven. Wat ik wel geloofde was dat het blijkbaar niemand iets kon schelen. En dat maakte dat ik naast de pijn, de angst en het verdriet me ook door ‘God en iedereen verlaten voelde’.

En met mijn kinderbrein ging ik bedenken waarom het niemand iets kon schelen, en ik kon niets anders bedenken dan dat dit kwam omdat ik inderdaad ‘een slecht kind’ was. Dat was eigenlijk ook de boodschap die ik van mijn ouders kreeg, en dat gevoel werd versterkt doordat niemand mijn pijn en verdriet zag. En dus moest ik, om te overleven, dat ‘slechte kind’ heel diep in mezelf verstoppen en ervoor zorgen dat ik me als een ‘goed kind’ ging gedragen. En zo ontstond er een buitenkant van mezelf die niets meer te maken had met mijn binnenkant, met mijn innerlijk. Ik werd iemand anders dan wie ik eigenlijk was zodat ik kon overleven.

En zo ik werd onvoorstelbaar eenzaam.

De eenzaamheid werd een soort, bijna tastbare, leegte in mezelf waardoor ik me met niemand meer verbonden voelde, ook niet met mezelf. En waardoor het helemaal onmogelijk werd om mijn grote geheim met iemand te delen. En die enorme eenzaamheid was een geweldige voedingsbodem voor alle negatieve gedachten en gevoelens die ik over mezelf had. En zo kwam ik, naast de mishandelingen die me door anderen werden aangedaan, in een negatieve, neerwaartse spiraal terecht gekomen die ik notabene zelf had gecreëerd om te kunnen overleven.

Ik kan me deze gevoelens nog heel goed herinneren, maar ik kon ze toen niet verwoorden. Nu, als volwassene is het al moeilijk om dit soort gevoelens onder woorden te brengen, en als kind had ik absoluut nog niet de taalvaardigheid om dat te doen. Maar al kon ik het niet zeggen, ik voelde al deze dingen wel, net zoals heel veel kinderen die nu mishandeld worden dat voelen.

En daar komt mijn overtuiging vandaan dat het ontzettend belangrijk is om met kinderen te praten over de situatie waar zij in leven. Praten op een manier die kinderen prettig vinden, die aansluit bij hun niveau en vanuit een oprechte belangstelling voor het kind. Op die manier krijgt een kind de mogelijkheid om zich te uiten, en daarmee kan een bres geslagen worden in de eenzaamheid waarmee het kind misschien leeft. Op die manier kan je als volwassene misschien al een (kleine) correctie aanbrengen in het denken van het kind als het gaat over negatieve gedachten en gevoelens die het kind misschien over zichzelf heeft. Op die manier kan je het kind laten voelen dat hij/zij belangrijk voor je is. En daarmee los je de mishandeling niet op. En waarschijnlijk is het nodig om meer te doen, in te grijpen, om een kind te helpen. Maar de steun die een kind ervaart van aandacht is vele male groter dan volwassenen vaak denken.

Ik heb ervaren dat de liefdevolle aandacht van mijn oom Dik en tante Ger de mishandeling niet gestopt heeft en ook niet minder erg heeft gemaakt, maar het heeft er wel voor gezorgd dat ik me regelmatig minder eenzaam voelde en dat ik mijn thuissituatie overleefd heb.

Ted Kloosterboer.