Deze week is het ‘de Week van de Lentekriebels’. Gelukkig is daar veel aandacht voor en heb ik er al een aantal keren, vooral via de radio, berichten over gehoord.

Superfijn dat die  aandacht er is om met kinderen over seksualiteit te praten. En ook over grenzen in de vorm van ‘mijn lijf is van mij’. Hierover in gesprek gaan met kinderen en kinderen ook kennis meegeven over seksueel misbruik en grenzen, ik kan het alleen maar toejuichen.

Maar waar ik enorm de kriebels van krijg, en die hebben niks met de lente te maken, is dat er ook elke keer wordt gezegd dat we kinderen hiermee weerbaar maken tegen seksueel misbruik.

Weerbaar zijn betekent dat je voor je eigen wensen, grenzen en behoeften kunt opkomen en daarbij rekening houdt met de wensen en grenzen van een ander.

Als je gewend bent om na te denken over je eigen wensen en grenzen kun je die makkelijker aangeven. Als je gewend bent om te praten over seksualiteit kan dat helpen om met de ander in gesprek te gaan over wat je fijn vindt en wat niet.

Ik was vijf jaar toen ik voor de eerste keer misbruikt werd door mijn vader. En altijd als ik iemand hoor zeggen ‘kinderen moeten weerbaar zijn’ dan denk ik ‘hoe had ik als vijfjarige op kunnen komen voor mijn eigen grenzen en wensen op het moment dat mijn vader, in al zijn boosheid met al zijn dreigementen, mij seksueel misbruikte? ‘

Dat kon niet. Ook niet als ik toen de kennis had gehad dat wat hij deed niet mocht, ook niet als ik geleerd had om over seksualiteit te praten. Zijn agressie en de dreiging die van hem uitging waren zo groot, daar kon geen weerbaarheid tegen op. En het ging niet alleen om de agressie en de dreiging. Als vijfjarige was ik natuurlijk ongelofelijk afhankelijk van zowel mijn vader als van mijn moeder, want ik was immers pas vijf. Dus hoe had ik nee kunnen zeggen? Wat als hij me dan de deur uit zou zetten? Of nog veel erger dingen zou gaan doen?

Had die weerbaarheid mij geholpen om eerder te gaan praten? Misschien. Maar dat had alleen gekund als de volwassenen om mij heen hadden durven en kunnen horen en zien wat ik te vertellen had. En heel veel volwassenen kunnen en durven dat niet. En dan heb je als kind niks aan die weerbaarheid.

Ik denk dat we volwassenen eerst moeten leren om over dit thema te praten. Pas als dat gebeurt kunnen volwassenen op een goede manier met kinderen in gesprek.

Het woord weerbaarheid roept misschien alleen nog meer het gevoel op, en dat had het bij mij zeker gedaan, dat ik me had moeten verzetten. Dat ik, omdat ik dat niet kon, medeverantwoordelijk was voor wat er gebeurde.

Plegers van seksueel misbruik zijn in de meeste gevallen bekenden van kinderen, familie vaak of vrienden van de familie. Volwassenen met autoriteit. Voetbalcoaches, muziekleraren, pedagogisch medewerkers, dominees. Volwassenen die ontzettend aardig en lief voor kinderen zijn, maar ook de meest vreselijke dingen met kinderen kunnen doen.

Als je bedenkt hoeveel verwarring dat met zich meebrengt: ‘maar ik hou ook van opa’, de afhankelijkheid, de schuld en de schaamte. Hoe moet je dan opkomen voor je eigen wensen, grenzen en behoeften?

En ik weet best, of eigenlijk vul ik dat in, dat mensen echt niet bedoelen dat ik als vijfjarige tegen mijn vader had moeten opstaan. En toch.

Elke keer als iemand zegt dat we kinderen ‘weerbaar moeten maken’, gaan mijn stekels recht overeind staan.

Misschien tijd om na te denken over een ander woord?Te